Daniel 9

Dit is de vierde visioen van Daniël. Volgens Daniël 9:1 kreeg hij de visioen “in het eerste jaar van Darius” de Meder (538 voor Christus). Daniël was vurig aan het bidden voor de Joden die in Babylonische ballingschap waren, toen hem een engel verscheen en hem verdere openbaring gaf over dingen die de Joden zouden overkomen tot en met de tijd van de komst van de Messias.

We zien dat deze openbaringen een progressie laten zien vanaf de droom die hij uitlegde aan de koning, naar Daniëls open visioen en nu naar de engel Gabriël, dezelfde die Daniël al eerder had gezien in de eerste droom en die hij nu ook daadwerkelijk ziet en hem zelfs fysiek aanraakt (SV).

20 Terwijl ik nog sprak en bad en mijn zonde en de zonde van mijn volk Israël beleed, en mijn smeking over de heilige berg mijns Gods uitstortte voor de Here, mijn God, –
21 terwijl ik nog sprak in het gebed, kwam de man Gabriël, die ik tevoren gezien had in het gezicht, in ijlende vlucht tot vlak bij mij op de tijd van het avondoffer.
22 En hij begon mij te onderrichten en sprak met mij en zeide: Daniël, nu ben ik uitgegaan om u een klaar inzicht te geven.
23 Bij het begin van uw smeekbede is er een woord uitgegaan, en ik ben gekomen om het u mede te delen, want gij zijt zeer bemind. Let dus op het woord en sla acht op het gezicht.

Vanaf vers 24 is voorspelt de profetie vijf dingen: het tijdstip van de komst van de Messias, Zijn dood, het einde van het oude verbond, de bevestiging van het nieuwe verbond en de komende verwoesting van Jeruzalem met de tempel.

24 Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en uw heilige stad, om de overtreding te voleindigen, de zonde af te sluiten, de ongerechtigheid te verzoenen, en om eeuwige gerechtigheid te brengen, gezicht en profeet te bezegelen en iets allerheiligst te zalven.

Zeventig weken – God sprak tegen Israël en gaf hun een periode van 490 jaar van genade om hun de gelegenheid te geven terug te keren van hun wegen. Bijbelleraars zijn het er over eens dat de profetische numerologie laat zien dat de “zeventig weken” in deze tekst overeenkomt met 490 jaar (zie Genesis 29:27; Leviticus 25:8; Numeri 14:34 en Ezechiël 4:4-6).

25 Weet dan en versta: vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en tweeënzestig weken lang zal het hersteld en herbouwd blijven, met plein en gracht, maar in de druk der tijden.

Vanaf het ogenblik, dat het woord uitging om Jeruzalem te herstellen – Vanaf het 20ste regeringsjaar van koning Artachsasta, 457 voor Christus, toen hij (de koning) Nehemia officieel toestemming  gaf om de muren van Jeruzalem weer op te bouwen (Nehemia 2).

Zijn zeven weken; en tweeënzestig weken – Vanaf 457 voor Christus, volgens de beschikbare chronologie, waren er precies 69 jaarweken (483 jaar) tot de doop van Jezus Christus (een gezalfde, een vorst), 27 na Christus, toen Hij voor het eerst begon te prediken over de komst van het koninkrijk.

Zeven weken gingen vooraf aan de tweeënzestig weken. Johannes Calvijn schreef hierover het volgende:

Dit wordt duidelijk, zowel van de geschiedenis van de Makkabeeën als van het getuigenis van de evangelist Johannes, maar ook de profetieën van Haggai en Zacharia komen dezelfde conclusie, aangezien de bouw van de tempel tweeënzestig jaar werd onderbroken. Cyrus gaf het volk toestemming om de tempel te bouwen. De fundaties waren gelegd toen Cyrus erop uit ging om oorlog te voeren in Scythië tegen de Scythen. De Joden waren toen genoodzaakt om werk te staken en de opvolger van Darius, Cambyses was de Joden niet zo vriendelijk gezind. Daarom zeiden de Joden ook tegen Jezus, “zesenveertig jaren is over deze tempel gebouwd en Gij zult hem in drie dagen doen herrijzen? (Joh 2:20),”. Door overlevering wisten ze dat dat de herbouw van de tempel zesenveertig jaar had geduurd en ze trachten Hem bespottelijk te maken omdat Hij had gezegd, vernietig deze tempel en Ik zal hem in drie dagen weer herbouwen. Als je de drie jaar eraan toevoegt die benodigd waren voor het leggen van de fundamenten, heb bij elkaar negenenveertig jaar ofwel zeven weken.

Maar in de druk der tijden – Dit heeft betrekking op de moeilijkheden en problemen waar Nehemia mee te maken kreeg tijdens de bouw en de betrekkelijk korte tijd waarin ze de muren hebben opgebouwd, nl in tweeënvijftig dagen.

26 En na de tweeënzestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is; en het volk van een vorst die komen zal, zal de stad en het heiligdom te gronde richten, maar zijn einde zal zijn in de overstroming; en tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen, waartoe vast besloten is.

En na de tweeënzestig weken – Tweeënzestig weken. Vers 26 is niet inclusief de “zeven weken” van vers 25, maar de “zeven weken” (gedurende de tijd dat de tempel werd herbouwd) moeten voorafgaan aan de “tweeënzestig weken” om bij elkaar opgeteld tot de “negenenzestig weken” uit vers 25 te komen.

Zal een gezalfde worden uitgeroeid, terwijl er niets tegen hem is – Christus gaf zijn leven niet voor zichzelf, maar als offer voor de Joden die Hem desondanks afwezen. Na een overgangsperiode van 40 jaar  het evangelie aan de Joden te hebben aangeboden, werd het koninkrijk van hen afgenomen, samen met het complete religieuze tempel offersysteem. Dit komt overeen met de woorden van Jezus die zei dat dit geslacht (de gemiddelde levensduur van een geslacht was 40 jaar) niet voorbij zou gaan voordat al deze dingen vervuld zouden worden. (Matt 24:34)

En het volk van een vorst die komen zal – Deze vorst is dezelfde vorst als uit vers 25, en dat is Jezus. Het volk zijn de rebelse Joden die door interne burgeroorlogen de stad en het tempel systeem te gronde richtten. (Hier kom ik op terug in “Daniël 9 vers 24”)

Maar zijn einde zal zijn in de overstroming – Dit zijn de Romeinse legioenen onder leiding van generaal Titus, de zoon van de keizer Vespasian, die een einde maakt aan de opstand van de Joden.

En tot het einde toe zal er strijd zijn: verwoestingen – Tot het einde van Jeruzalem zal er strijd zijn, Titus verwoeste Jeruzalem met de tempel 70 na Christus, het einde van de 40-jarige overgangsperiode.

Na dit gedeelte van de profetie neemt God een moment om duidelijkheid te scheppen over de laatste zeven jaar van de periode van 490 jaar van genade. Hij verklaart dat halverwege de laatste zeven jaar de Messias een Nieuw Verbond zal versterken (zie Mattheüs 26:28) en een einde zal maken aan het Oude Verbond met zijn offersysteem. Tevens vinden we hier het Hebreeuwse patroon van parallellisme of herhaling. Het is gemakkelijk een parallel te onderscheiden tussen vers 26 en 27; waarbij vers 27 een nadere uitwerking is van vers 26.

27 En hij zal het verbond voor velen versterken, een week lang; in de helft van de week zal hij slachtoffer en spijsoffer doen ophouden; en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.

In de helft van de week – Ofwel in het midden van de week. Christus predikte niet langer dan drie jaar en daarna verwijderde Hij het hele offersysteem van de wet (oude verbond) door Zijn offer aan het kruis (begin nieuwe verbond).

Op een vleugel van gruwelen – dit heeft betrekking op de “gruwel der verwoesting”, het brengen van de vaandels en symbolen (afgoden) van de heidense Romeinen in de tempel. Antiochus Epiphanes van de Assyriërs ontwijdde de tempel (die in de tijd van Ezra was hersteld) ongeveer 165 voor Christus. Titus, de Romeinse verwoester van de tempel van Herodes, ontwijdde de tempel 70 na Christus.

In Mattheüs 23 lezen we van Jezus die in de tempel weeën en oordelen uitsprak over de goddeloze Israëlieten van die dagen. Hij verklaarde hun vernietiging en de verwoesting van Jeruzalem met de tempel. Daarna verwees Jezus in Mattheüs 24:15 naar het laatste vers van Daniël 9.

“Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Daniël gesproken is, op de heilige plaats ziet staan – wie het leest, geve er acht op – laten dan wie in Judea zijn…,” (Mattheüs 24:15)

Het laatste gedeelte van Daniël 9:27 waar Jezus naar verwees zegt:

“en op een vleugel van gruwelen zal een verwoester komen, en wel tot aan de voleinding toe, en waartoe vast besloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.” (Daniël 9:27)

We zien van wat Jezus zegt in Mattheüs 24:15 dat wanneer zijn toehoorders in de eerste eeuw de “gruwel die de verwoesting veroorzaakt” zouden zien , zij naar de bergen in Judea zouden vluchten. Gelukkig vertelde Jezus ons precies wie de “gruwel van de verwoesting” was in de parallel evangelie van Lucas: “Zodra gij nu Jeruzalem omsingeld ziet, weet dan, dat zijn verwoesting nabij is” (Lucas 21:20). Het Romeinse leger dat Jeruzalem omsingelde en vervolgens de stad totaal vernietigde was de “gruwel der verwoesting”.

De profetie van Daniël 9 is hoogst opmerkelijk. Het bevat verbazingwekkende voorspellingen van de komst van Jezus, Zijn dood, het einde van het offersysteem en de bekrachtiging van het Nieuwe Verbond. Maar ook bevatte het de voorspelde verwoesting van Jeruzalem en de tempel.