We gaan verder met Daniël 12 en beginnen met vers 1.
1 Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt bevonden.
Zal Michaël opstaan – Hier wordt Christus mee bedoeld. De gevallen waarin we deze naam tegenkomen laten zien dat er een manifestatie van de Godheid plaatsvindt in een oorlogscontext als de leider van Gods volk (zie ook 10:13, 21). De naam Michaël verschijnt twee keer in het NT. De eerste keer toen hij met satan (de Joodse leiders) in twistgesprek was over het lichaam van Mozes, ofwel het oude verbondssysteem (verg Judas 9 met Zach 3:1-3). De tweede keer m.b.t. de aardse bediening van Christus en zijn apostelen voorgesteld door Michaël en zijn engelen die oorlog voerden met de duivel en zijn engelen (Openb 12:7). De derde keer bij de aarstengel (zonder hem Michaël te noemen) in context van Christus’ tweede komst (1 Thess 4:16), waar het “roepen van een aarstengel” en het “geklank ener bazuin Gods” afwisselend wordt gebruikt om de roep van de Here aan te geven bij Zijn wederkomst om zijn volk te redden en de doden opstaan. Dit komt overeen met Joh 5:28 & 29 waar Jezus over de opstanding der doden zegt, “Verwondert u hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen,…”. Zowel in Thessalonicenzen als in Johannes is het dezelfde stem. De opstanding genoemd door Daniël hier in vers 2 verbindt deze teksten en bevestigt dat met Michaël hier Christus bedoeld wordt.
En er zal een tijd van grote benauwdheid zijn – Dit is de grote verdrukking die plaats vond tijdens het beleg van Jeruzalem van 67 tot 70 na Christus en die uiteindelijk uitmondde in een totale verwoesting van Jeruzalem en de tempel. In het NT zien we Paulus in de brief aan de Romeinen zeggen dat er “verdrukking en benauwdheid zal komen over ieder levend mens, die het kwade bewerkt… (de Judaisten die de christenen vervolgden)” (Rom 2:9). In Openbaring vertelde Christus over de “ure der verzoeking, die over de gehele (bewoonde) wereld (de toenmalige bekende samenleving) komen zal…” (Openb 3:10). In hoofdstuk 16 zien we Michaëls’ (Jezus) oorlog namens zijn volk uitgebeeld door Armageddon en Gog en Magog (Openb 16:16; 20:8, 9), een symbolische beschrijving van de grote verdrukking onder Ceasar Nero, toen de onderdrukkende macht van het Romeinse rijk (de draak en het beest) zou worden losgelaten op de “grote dag van de almachtige God” (Openb 16:14). De vervolging eindigde bij de wederkomst van Christus, die Nero en zijn handlangers vernietigde door “zijn verschijning” en “hen verslond” (2 Thess 2:8; Openb 20:9). Het visioen begint met de vestiging van het Romeinse rijk in het land tot de wederkomst van Christus in oordeel die alle koninkrijken verbrijzelde en “een koninkrijk oprichtte die in eeuwigheid niet te gronde zal gaan” (Dan 2:44).
Zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe – Jezus refereert naar Daniël 12:1 in Matt 24:21, “Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal”. Jezus zei in Lucas 21:22, “want dit zijn de dagen van vergelding, waarin alles wat geschreven is, in vervulling gaat”. Wat er zich toen heeft afgespeeld zal nooit meer plaats vinden, omdat toen alles vervuld is en de Joodse natie in de hoedanigheid als oude verbondsvolk van God zou ophouden te bestaan.
In die tijd zal uw volk ontkomen – de christenen van de eerst eeuw gingen niet door de grote verdrukking. In Lucas 21:20-22 waarschuwde Jezus zijn discipelen om de stad te ontvluchten, “Zodra gij nu Jeruzalem door legerkampen omsingeld ziet, weet dan, dat zijn verwoesting nabij is. Laten dan die in Judea zijn, vluchten naar de bergen, en die binnen de stad zijn, de wijk nemen, en die op het land zijn, er niet binnengaan”. Zoals in Daniël 9:27 staat, er zal “op een vleugel van gruwelen een verwoester komen, en wel tot de voleinding toe”.
Over het vluchten en de wijk nemen schreef Eusebius (260-340) in Kerkgeschiedenis Boek 3 hierover het volgende:
“Maar de gemeente van de kerk in Jeruzalem had door openbaring vlak voor de oorlog opdracht gekregen de stad te verlaten en te gaan naar een zekere plaats in Perea, genaamd Pella. En toen zij die in Christus geloofden uit Jeruzalem daar aangekomen waren,…. kwam het oordeel van God over hen die Christus en zijn gemeente vervolgd hadden en vernietigde dat gehele geslacht van goddeloze mensen… en hoe tenslotte de gruwel der verwoesting zoals voorspeld door de profeten in de eens beroemde tempel van God stond en vervolgens zou de tempel even later totaal door vuur verwoest worden – één en ander zoals nauwkeurig vastgelegd in de geschiedenis beschreven door Josephus.”
Maar redding vond ook plaats in de tijd dat de heiligen het koninkrijk in bezit namen door de overwinning van Christus over hen die de kerk en het evangelie vervolgden (zie Dan 7:27). En dat was in de tijd van de opstanding zoals we zien in het volgende gedeelte dat ook van toepassing is op de bevrijding van de martelaars (“al die in het boek beschreven wordt bevonden). Het “oordeel” en het in “bezit nemen van het koninkrijk” vond op hetzelfde tijdstip plaats bij de “opstanding van de doden” en zij de erfenis in de hemel ontvingen. Paulus maakte dit ook duidelijk in 2 Tim 4:1 (SV) waar hij schreef, “Ik betuig u nadrukkelijk voor God en Christus Jezus, die levenden en doden zal oordelen, in Zijn verschijning in Zijn koninkrijk” (zie ook Matt 16:27, 28).
2 Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen.
3 En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos.
4 Maar gij, Daniël, houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot de eindtijd; velen zullen onderzoek doen, en de kennis zal vermeerderen.
Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken – Jezus liet zien dat de vervulling van dit tekstgedeelte dichtbij was toen Hij zei, “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de ure komt en is nu, dat de doden naar de stem van de Zoon van God zullen horen, en die haar horen, zullen leven” (Joh 5:25). Jezus refereert hier aan hen die door de verkondiging van het evangelie tot levend geloof zouden komen (opstaan) gedurende zijn aardse bediening, die ook in het teken stond van zijn goddelijkheid en de naderende algemene opstanding. Hij zei vervolgens in Joh 5:28, “dat allen, die in de graven zijn, naar zijn stem zullen horen”. Hier wordt dit vers (2) aangehaald en was eenvoudig bedoeld om te laten zien dat de tijd zoals geprofeteerd door Daniel dichtbij was, de tijd waar heel de verlossingsgeschiedenis naartoe zou leiden.
Dit gaat niet over de opstanding van fysieke lichamen. De taal is figuurlijk. Het woord “slapen” is een toepasselijke uitdrukking die wordt gebruikt om de conditie van de fysiek dood en de rust van de ziel in het dodenrijk aan te geven (1 Kor 15:18, 20; 1 Thess 4:13; 5:10). De doden sliepen niet in het stof, maar waren volledig bij kennis en wakker. Dit wordt duidelijk uit de gelijkenis van de rijke man en Lazarus (Lucas 19) en andere tekstgedeelten die laten zien dat hoewel dood, ze toch volledig bij kennis waren (1 Sam 29:13-19; Jes 14:9-11; 17:3), in het dodenrijk dus. Dit zien we ook bij het verhaal van de verheerlijking op de berg, waar Mozes en Elia in levende lijve verschenen (Matt 17:1-13). Maar wordt ook duidelijk uit de woorden van Jezus in Matt 22:31, 32 toen Hij zei dat Abraham, Isaac en Jacob deelgenoot waren aan de eerste opstanding van hun zielen in het dodenrijk, “Wat nu de opstanding der doden betreft, hebt gij niet gelezen, wat door God tot u gesproken is, toen Hij zeide: Ik ben de God van Abraham, en de God van Isaak, en de God van Jakob? Hij is niet een God van doden, maar van levenden”. Dus Abraham en de andere voorvaderen waren toen in leven, de eerste opstanding was toen een huidig feit, maar de eeuwige erfenis in de hemel bij de algehele opstanding was nog toekomst. Jezus omschreef ook de conditie van de opstanding toen hij zei, “Immers, in de opstanding huwen zij niet en worden zij niet ten huwelijk genomen, maar zij zijn als engelen in de hemel”, een geestelijke opstanding dus.
De opstanding was de laatste dag en was de tijd wanneer de zielen van allen die waren gestorven vanaf Abel tot aan de laatste dag, wiens zielen millennia lang hadden gewacht in het dodenrijk, verlost zouden worden en hun beloning kregen. Dit wordt ook duidelijk in Openbaring 20:11-15, dat laat zien dat de hele gebeurtenis zich afspeelde aan de andere kant van de eeuwigheid, en niet op de aarde.
En de verstandigen zullen stralen – Er staat alle heiligen een heerlijke de toekomst te wachten, voor allen die verstandig zijn, zij die het evangelie gehoorzaam waren en helden van gerechtigheid werden. Paulus noemde de Filippenzen, “onbesproken kinderen Gods te midden van een ontaard en verkeerd geslacht, waaronder gij schijnt als lichtende sterren in de wereld, het woord des levens vasthoudende, mij ten roem tegen de dag van Christus…” (Fil 2:15, 16). De gemeente nam de plaats in van de Joden als verbondsvolk van God, die regeerde met Christus als baken van redding in de wereld. Zij die anderen het goede nieuws vertellen en zij die “een zondaar van hun dwaalweg terugbrengt, diens ziel van de dood zal behouden” (Jac 5:20), die zullen delen in heerlijkheid van hen die ze geholpen hebben.
Houd de woorden verborgen, en verzegel het boek tot de eindtijd – Jesaja gebruikte dezelfde beeldspraak om de blindheid van de harten van de mensen te omschrijven en hoe de waarschuwing van zijn visioenen aan doveman’s oren waren gericht (Jes 29:11). Op dezelfde manier werd Daniël verteld het boek te verzegelen; de boodschap moest verborgen blijven tot de tijd van de vervulling daarvan dichterbij kwam zo’n 500 jaar later. Aan de andere kant werd Johannes verteld, “ Verzegel de woorden van de profetie van dit boek niet, want de tijd is nabij” (Openb 22:10). Omdat het boek Openbaring een uitbreiding en de vervulling van Daniël is en het feit dat Johannes verteld werd het boek niet te verzegelen, is dit een stellig bewijs dat de verzegelde delen van Daniël werden geopend en vervolgens vervuld in de onthulling/openbaring in het jaar 70.
En de kennis zal vermeerderen – Wanneer het einde nadert zal God zijn volk helpen de betekenis van de visioenen van het boek te begrijpen en zodat wat “verzegeld” is, “geopend” zal worden.
5 En ik, Daniël, zag en zie, daar stonden twee anderen, de een aan deze oever van de rivier, en de ander aan gene oever der rivier,
6 en de een zeide tot de man die met linnen klederen bekleed was en zich boven het water van de rivier bevond: hoelang toeft het einde dezer wonderbare dingen?
7 Toen hoorde ik de man die met linnen klederen bekleed was en zich boven het water van de rivier bevond, zweren bij Hem die eeuwig leeft, terwijl hij zijn rechter- en zijn linkerhand naar de hemel hief: Een tijd, tijden en een halve tijd; en wanneer er een einde komt aan het verbrijzelen van de macht van het heilige volk, dan zullen al deze dingen voleindigd zijn.
Hoelang toeft het einde dezer wonderbare dingen – M.a.w. wat is de begrenzing van dit visioen en hoe weten we wanneer het is vervuld?
Zweren bij Hem die eeuwig leeft…. wanneer er een einde komt aan het verbrijzelen van de macht van het heilige volk – Mozes had al voorspeld dat in de laatste dagen onheil over het volk zou komen (Deut 32:29), “Mij komt de wraak toe en de vergelding tegen de tijd, dat hun voet zal wankelen, want de dag van hun verderf is nabij, snel komt nader wat over hen is beschikt. Want de Here zal recht doen aan zijn volk en Zich ontfermen over zijn knechten; wanneer Hij ziet, dat hun kracht vergaan is, van hoog tot laag allen hun einde gevonden hebben, …..Voorwaar, Ik hef mijn hand ten hemel en zeg: Zowaar Ik in eeuwigheid leef” (Deut 32:35-40).
Hier vinden we de Here zweren bij zichzelf dat Hij de verwoesting van het Joodse volk zou voltrekken in een taal die overeenkomt met vers 7. Het gedeelte “wanneer Hij ziet dat hun kracht vergaan is” komt overeen met de zin “wanneer er een eind komt het verbrijzelen van de macht” van een heilig volk – de Joden – dat staat voor de vervulling van het visioen en gaat over de val van Jeruzalem en de tempel. De schrijver van Hebreeën verwoordt dit als volgt, “nog korte en korte tijd” en de Here zal komen en de christenen verlichting brengen door de oorlog met Rome en de verwoesting van de Joodse natie. In Openbaring wordt de tijd nog korter, “en er zal geen uitstel meer zijn” (Openb 10:6). Na deze verklaring zien we de twee getuigen (beeld van de vervolgde christenen) wiens lichamen drie en een halve dag (drie en een half jaar – de duur van de vervolging door Nero) op de straat lagen van Jeruzalem, “de grote stad die geestelijk Sodom en Egypte genoemd wordt alwaar ook hun Here werd gekruisigd” (Openb 11:2, 8, 9;), die tweeënveertig maanden aan de heidenen is gegeven (Lucas 21:24) en de verklaring uit de hemel dat, “Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden” (Openb 11:15).
Een tijd, tijden en een halve tijd – Deze periode komt over een met drie en een half jaar. De oorlog met Rome vond plaats van februari 67 tot augustus 70 NC, een tijdsperiode van drie en een half jaar. Volgens de engel zou de drie en een half jaar oorlog de verwoesting van Jeruzalem met de tempel en de verstrooiing van de Joden voltooien.
Al deze dingen voleindigd zijn – Al deze dingen is inclusief de opstanding van de zielen in het dodenrijk en het oordeel zoals we hebben zien in vers 2. Christus moest al zijn vijanden onder zijn voeten brengen. Zijn overwinning over de Joden en de Romeinen was voltooid met de gebeurtenissen die begonnen met de hemelvaart en eindigden met 70 NC. Christus versloeg de zonde aan het kruis maar het dodenrijk moest nog vernietigd worden als laatste obstakel die mensen weerhield om in de aanwezigheid van God te komen. Jezus beloofde dat de poorten van het dodenrijk de gemeente niet zouden overweldigen (Matt 16:18); Paulus haalde Hosea aan en zei, “dodenrijk waar is je overwinning (1 Kor 15:55 SV; Hosea 13:14). In Openbaring 20:14 is het dodenrijk vernietigd met de opstanding. Met dat de laatste vijand is weggenomen, gaan de heiligen nu rechtstreeks naar de hemel om intrek nemen bij de Here.
8 Ik nu hoorde het wel, maar begreep het niet en zeide: Mijn heer, waarop zullen deze dingen uitlopen?
9 Doch hij zeide: Ga heen, Daniël, want deze dingen blijven verborgen en verzegeld tot de eindtijd.
10 Velen zullen zich laten reinigen en zuiveren en louteren, maar de goddelozen zullen goddeloos handelen; en geen der goddelozen zal het verstaan, maar de verstandigen zullen het verstaan.
Mijn heer, waarop zullen deze dingen uitlopen – De engel had al gezegd dat het einde zou worden gekenmerkt door de verwoesting van Jeruzalem, maar Daniël scheen het niet te kunnen begrijpen. In de dagen van Jezus konden de Joden deze boodschap ook niet begrijpen en daarom schonken ze geen aandacht aan de waarschuwing van de komende dag van oordeel. Zij vertrouwden er op dat zij het zaad van Abraham waren en daarom erfgenaam van de beloften. Ze konden zich niet voorstellen dat hun koninkrijk weggenomen zou worden en een geestelijk koninkrijk daarvoor in de plaats zou komen. Zoals Paulus zei dat niet hij een Jood is, die het uiterlijk in het vlees is, maar hij is een Jood die in het verborgene is, de ware besnijdenis naar de geest…(Rom 2:27-29; Gal 3:26-29; 6:16).
Want deze dingen blijven verborgen en verzegeld tot de eindtijd –Voor vele christenen is dit boek nog steeds verborgen en verzegeld. Want net als de Joden in de dagen van de Jezus in de veronderstelling waren dat de Messias een aards koninkrijk kwam vestigen, missen ook zij waar het om gaat in de profetieën en zien ze niet dat het allemaal al vervuld is.
En geen der goddelozen zal het verstaan, maar de verstandigen zullen het verstaan – De tegenstand en de vervolging in die dagen zou ervoor zorgen dat mensen die ijverig voor God waren gereinigd zouden worden, die het er voor over hadden te lijden voor hun geloof en stierven als martelaren voor Christus toen Hij kwam. Zij die een hart van liefde voor de waarheid hadden ontvangen zouden het horen en het begrijpen; zij die geen liefde voor de waarheid hadden zouden de leugen omarmen en verloren gaan (2 Thess 2:10-12).
11 En van de tijd af dat het dagelijks offer wordt gestaakt en een gruwel wordt opgericht, die verwoesting brengt, zijn het duizend tweehonderd en negentig dagen;
12 welzalig hij die blijft verwachten en duizend driehonderd vijfendertig dagen bereikt.
13 Maar gij, ga het einde tegen, en gij zult rusten en opstaan tot uw bestemming aan het einde der dagen.
Zijn het duizend tweehonderd en negentig dagen – De Joodse oorlog met de Romeinen begon toen de Joodse leider Eleazar de offers van de heidenen weigerde te accepteren en op basis hiervan de gebruikelijke offers voor Ceasar afwees. Flavius Josephus noemde dit “het begin” van de oorlog. Josephus gaf geen datum wanneer deze offers werden geweigerd, maar met behulp van de geschiedenis kunnen we dit redelijk nauwkeurig bepalen. Geschiedkundigen hebben uitgevonden dat het offer werd geweigerd rond de zesde dag van de maand Ab, 66 NC. Dus onmiddellijk nadat Eleazar een einde had gemaakt aan de dagelijkse offers aan Ceasar kwamen de Romeinse hulptroepen, de gruwel die de verwoesting zou veroorzaken, het bovenste gedeelte van de stad Jeruzalem binnen om de Joodse rebellen aan te vallen. Dus het startpunt van de 1290 dagen is het beëindigen van het dagelijkse offer aan Ceasar en de onmiddellijk daaruit voortvloeiende gruwel die de verwoesting zou veroorzaken.
Als we 1290 dagen gaan tellen vanaf deze twee gebeurtenissen komen we in de maand Shabat 70 NC. Dit is de maand waarin het Romeinse leger arriveerde net buiten de stad om voorbereidingen te treffen voor wat zou eindigen in het laatste beleg van Jeruzalem. En het Romeinse leger met afgoden aan Zeus, Ceasar en Rome is dus de gruwel die de verwoesting veroorzaakt. Hier kunnen we zien dat er schijnbaar 1290 dagen geweest zijn vanaf het beëindigen van het dagelijkse offer aan Ceasar en de daaruit voortvloeiende gruwel die verwoesting zou veroorzaken toen de Romeinse hulptroepen tegen de Joodse rebellen in de stad Jeruzalem vochten, tot het moment dat het Romeinse leger, de gruwel die de verwoesting zou veroorzaken, buiten de stad arriveerde en zich gingen voorbereiden voor hun laatste bestorming van de stad. Dus het ziet er naar uit dat er werkelijk 1290 dagen waren vanaf de tijd dat “het dagelijkse offer (aan Ceasar) wordt gestaakt, en een gruwel wordt opgericht”.
Welzalig hij die blijft verwachten en duizend driehonderd vijfendertig dagen bereikt – Zoals we hiervoor zagen stopte Eleazar met het dagelijkse offer aan Ceasar. 1335 dagen vanaf die dag eindigt op het paasfeest 70 NC, de feestdagen toen de Romeinen begonnen met hun laatste bestorming van Jeruzalem. De uiteindelijke overwinning op (of overmeestering van) van Jeruzalem is het antwoord op de gebeden van de heiligen die smeekten om gerechtigheid in Openbaring 6:9-11. Dus er waren 1335 dagen vanaf de tijd dat “het dagelijkse offer werd gestaakt” totdat God de gebeden om gerechtigheid van de christelijke martelaren beantwoordde zoals genoemd in Openbaring 6:9-11. En hiermee werd vervuld zoals Daniël schreef ”welzalig hij die blijft verwachten en de 1335 dagen bereikt”.
En gij zult rusten en opstaan tot uw bestemming aan het einde der dagen – In dit vers waarschuwt de engel Daniël dat hij zou gaan slapen en zou opstaan wanneer al deze profetieën vervuld zouden worden in het einde der dagen. En wanneer zou dat gebeuren? Wanneer de macht van een heilig volk gebroken zou worden, dan zouden alle deze dingen vervuld worden.
Het boek Daniël dat zo rond 530 VC geschreven is, laat de hoogtepunten zien van zo’n 600 jaar Joodse geschiedenis zonder ergens ook maar een kleine fout te maken. Elke profetie ontvouwde zich precies zoals beschreven in de visioenen. Misschien meer dan elk ander boek dat ooit geschreven is, laat het boek Daniël duidelijk zien dat het beïnvloed is door iets buiten deze wereld. Hoe kon één man zo nauwkeurig de loop van 600 jaar geschiedenis voorspellen? Bij het realiseren van de dingen die voor de mensheid verborgen waren, werd een superieure wijsheid geopenbaard, een wijsheid die duidt naar iets of iemand die daar intens bij betrokken is en die een vaste controle heeft over de loop van de geschiedenis van de mensheid – en die iemand is God.